Gedicht
1:
O jongen, verse vrucht, die uit het slaaprig leven,
In moeders schoot geleefd, door sporen van de tijd,
Die niet in stilte laat, tot ouders vreugde zijt
In der zinnen gewoel en 't wakend licht gedreven,
Nu heeft u de geboort aan 't Luk overgegeven
Dat school van wissel houdt; de droevige verblijdt,
De blijde droevig maakt; verheft, en nedersmijt;
En tussen hoop en vrees, doet alle zielen zweven.
Op onversufte moed de zegerijke God
Geef u te schutten af de pijlen, waar het Lot
In zijn verbolgenheid u mede zal beschieten;
Ook hare gaven, als 't u mildelijk bedenkt
En rijkdom, wellust, eer, uit volle vaten schenkt,
Met dankbare genoegt' voorzichtig te genieten.
In moeders schoot geleefd, door sporen van de tijd,
Die niet in stilte laat, tot ouders vreugde zijt
In der zinnen gewoel en 't wakend licht gedreven,
Nu heeft u de geboort aan 't Luk overgegeven
Dat school van wissel houdt; de droevige verblijdt,
De blijde droevig maakt; verheft, en nedersmijt;
En tussen hoop en vrees, doet alle zielen zweven.
Op onversufte moed de zegerijke God
Geef u te schutten af de pijlen, waar het Lot
In zijn verbolgenheid u mede zal beschieten;
Ook hare gaven, als 't u mildelijk bedenkt
En rijkdom, wellust, eer, uit volle vaten schenkt,
Met dankbare genoegt' voorzichtig te genieten.
1. Titel, dichter,
bundel
a. Titel
Aan een nieuwgeboren jongen
b. Dichter
P.C. Hooft
2. Samenvatting
Dit gedicht gaat over de pasgeboren zoon van Ida Quekel.
Zij had even een relatie met P.C. Hooft en is later met zijn neef getrouwd. Het
gedicht gaat over de geboorte en over het toekomstige leven van de jongen.
Daarna gaat de schrijver in op de rol van het lot in een leven. Ook vertelt hij
over wat God geeft.
3. Onderzoek
1. Stijlfiguren
§ Alliteratie.
Regel 1: verse vrucht
§ Ejambement.
Regel 4-5.
§ Kruisstelling.
Regel 6-7: de
droevige verblijdt, De blijde droevig maakt;
§ Personificatie. Regel 8-9.
Het Lot...
§ Opsomming. Regel 11.
2.
Beeldspraakvormen
§ Regel
1: “O jongen, verse vrucht”. Vergelijking zonder als.
3. Rijm
Er is sprake van eindrijm in het gedicht. Het rijmschema
is: ABBAABBACCDEED. In de eerste twee strofes is sprake van omarmend
rijm.
4. Traditioneel of
modern gedicht
Het gedicht is een traditioneel gedicht, want er is een
regelmaat in de grootte van de strofes en er is eindrijm volgens een vast
schema.
5. Soort gedicht
naar de inhoud
Lied. Het geeft de gedachten van de dichter weer.
6. Soort gedicht
naar de vorm
Sonnet. Een octaaf en een sextet en eindrijm volgens het
rijmschema: ABBAABBACCDEED.
7. Opbouw
Het gedicht is opgebouwd uit vier strofes. De eerste twee
strofes hebben beide vier regels en de laatste twee strofes hebben beid 3
regels. Na het octaaf is er een val: eerst gaat het over de jongen en de rol
die het lot in zijn leven zal gaan spelen, daarna gaat het erover dat God hem
zal beschermen tegen het lot.
8. Kernregel of
kernwoord
Nieuwgeboren jongen
9. Thema
De rol die het lot zal gaan spelen in het leven van een
pasgeboren jongen en hoe God hem daar tegen zal beschermen.
10. Verband tussen
titel en thema
De titel geeft weer dat het over een pasgeboren jongen
gaat. Het gedicht gaat over de rol die het lot zal gaan spelen in het leven van
deze jongen en hoe God hem daar tegen zal beschermen.
4. Beoordeling
Het mooie aan dit gedicht vind ik dat het over een
pasgeboren jongen gaat. De dichter beschrijft de geboorte en de vreugde van de
moeder heel goed vind ik. Ook vind ik het mooi dat de dichter zegt dat God je
zal beschermen. De opbouw is duidelijk de opbouw van een sonnet, wat structuur
geeft in het gedicht. Je weet waar je mee te maken hebt en de val is daardoor
makkelijk te vinden. Ik vind het jammer dat er niet meer vergelijkingen in het
gedicht voorkomen, maar daarentegen vind ik de regels zes en zeven heel mooi
geformuleerd.
Gedicht 2:
‘Mijn lief, mijn lief, mijn lief,’ zo sprak mijn lief mij toe,
Dewijl mijn lippen op haar lieve lipjes weidden.
De woordjes alle drie, wel klaar en wel bescheiden
Vloeiden mijn oren in, en roerden ('k weet niet hoe)
Al mijn gedachten om, staag malend nemmer moe;
Die 't oor mistrouwden en de woordjes wederleiden.
Dies ik mijn vrouwe bad mij klaarder te verbreiden
Haar onverwachte reên; en zij verhaalde' het doe.
Die 't oor mistrouwden en de woordjes wederleiden.
Dies ik mijn vrouwe bad mij klaarder te verbreiden
Haar onverwachte reên; en zij verhaalde' het doe.
O rijkdom van mijn hart dat overliep van vreugden!
Bedoven viel mijn ziel in haar vol hart van deugden.
Maar doe de morgenstar nam voor den dag haar wijk,
Bedoven viel mijn ziel in haar vol hart van deugden.
Maar doe de morgenstar nam voor den dag haar wijk,
Is, met de klare zon, de waarheid droef verrezen.
Hemelse goôn, hoe komt de Schijn zo naar aan 't Wezen,
Het leven droom, en droom het leven zo gelijk?
Hemelse goôn, hoe komt de Schijn zo naar aan 't Wezen,
Het leven droom, en droom het leven zo gelijk?
1. Titel, dichter,
bundel
a. Titel
‘Mijn lief, mijn lief, mijn lief’, zo sprak mijn lief mij
toe
P.C. Hooft
2. Samenvatting
In dit gedicht beschrijft de dichter een droom waarin hij
lieve woorden toegefluisterd wordt door de vrouw op wie hij verliefd is. Als
hij wakker wordt, blijkt het een droom te zijn en is hij verdrietig dat het
niet echt is.
3. Onderzoek
1. Stijlfiguren
§ Herhaling.
Regel 1: ‘Mijn lief, mijn lief, mijn lief,’ zo sprak mijn
lief mij toe, regel 3: wel klaar en wel bescheiden
§ Alliteratie.
Regel 2: Dewijl mijn lippen op haar lieve lipjes weidden.
§ Kruisstelling.
Regel 12: Het leven droom, en droom het
leven zo gelijk?
2.
Beeldspraakvormen
§
3. Rijm
Er is sprake van eindrijm en wel volgens het schema van
een sonnet. Het rijmschema is namelijk ABBABBACCDEED en in de eerste twee
strofes is dus omarmend rijm.
4. Traditioneel of
modern gedicht
Traditioneel. De strofebouw en het rijmschema is volgens
een vast schema.
5. Soort gedicht
naar de inhoud
Lied. De gevoelens van een persoon worden beschreven.
6. Soort gedicht
naar de vorm
Sonnet. Rijmschema ABBABBACCDEED en eerst twee quatrainen
en daarna twee terzetten.
7. Opbouw
Eerst twee strofes van vier zinnen en daarna twe strofes
van drie zinnen. Na het octaaf is er een val: eerst vertelt de dichter over een
droom waarin de vrouw op wie hij verliefd is hem lieve woorden toefluisterd en
in het octaaf blijkt het dus maar een droom te zijn.
8. Kernregel of
kernwoord
Is, met de klare zon, de waarheid droef verrezen. Deze
regel is denk ik het belangrijkst om te weten te komen dat het om een droom
gaat.
9. Thema
De dichter wordt lieve woorden toegefluisterd door de
vrouw op wie hij verliefd is, maar het blijkt maar een droom te zijn.
10. Verband tussen
titel en thema
De titel beschrijft de woorden die de vrouw de dichter
toefluisterd.
4. Beoordeling
Het mooie aan dit gedicht vind ik dat er een droom in wordt
gebruikt. Eerst denk je dat het een alleen maar zoetsappig gedichtje zal
worden, maar dan blijkt dat het eerste gedeelte alleen maar een droom is. De
kruisstelling op het eind maakt het gedicht goed af. Ik vind het wel apart dat
er iets tussen haakjes staat in het gedicht. De vorm van het sonnet vind ik
goed gekozen voor dit gedicht omdat de val dan duidelijk is. De gevoelens van
de dichter zijn ook goed beschreven waardoor je makkelijk met hem meeleeft. Al
met al vind ik het een vrij goed gedicht.
Gedicht 3:
Wanneer
door 's werelds Licht de blindgeboren jongen
Wanneer door 's werelds Licht* de blindgeboren
jongen
Gezicht verkreeg, hij stond verwonderd en bedeesd.
Beweging, verwe*, stal van plant, van mens, van beest
Verbluften zijn gedacht' en liefelijk besprongen.
Voorts: sloten, torens, schier ten hemel hoog gesprongen,
Het tijd-verdrijf van 's mensen onderwind-al-geest;
Maar de zienlijke* god, de schone Zonne, meest.
Zijn tonge zweeg, 't gemoed dat riep om duizend tongen!
Even aleens, mijn Licht, wanneer gij mij verschijnt
En dat mijn ziel ontdekt uw ziels sieraden vijndt,
Die 't oge mijns gemoeds, dat t'haarwaarts strekt, ontmoeten,
Zo zwelt mijn hart van vreugd en van verwond'ring diep
En danke jegens u en jegens die u schiep,
Totdat het berst en valt gebroken voor uw voeten.
Gezicht verkreeg, hij stond verwonderd en bedeesd.
Beweging, verwe*, stal van plant, van mens, van beest
Verbluften zijn gedacht' en liefelijk besprongen.
Voorts: sloten, torens, schier ten hemel hoog gesprongen,
Het tijd-verdrijf van 's mensen onderwind-al-geest;
Maar de zienlijke* god, de schone Zonne, meest.
Zijn tonge zweeg, 't gemoed dat riep om duizend tongen!
Even aleens, mijn Licht, wanneer gij mij verschijnt
En dat mijn ziel ontdekt uw ziels sieraden vijndt,
Die 't oge mijns gemoeds, dat t'haarwaarts strekt, ontmoeten,
Zo zwelt mijn hart van vreugd en van verwond'ring diep
En danke jegens u en jegens die u schiep,
Totdat het berst en valt gebroken voor uw voeten.
1. Titel, dichter,
bundel
a. Titel
Wanneer door ’s werelds Licht de blindgeboren jongen
b. Dichter
P.C. Hooft
c. Bundel
In het eerste gedeelte gaat het over de schepping die
door God geschapen is denk ik. De dichter beschrijft dat de schepping mooi is
en dat God goed is. In het tweede gedeelte gaat het over de geliefde van de
dichter en beschrijft hij hoe mooi zij is.
3. Onderzoek
1. Stijlfiguren
§ Enjambement.
Regel 1-2.
§ Opsomming.
Regel 3 en 5.
§ Herhaling.
Regel 11: jegens u en jegens.
2.
Beeldspraakvormen
§ Metafoor.
Regel 1 en 9: ’s werelds Licht waarmee Christus bedoeld wordt en mijn Licht
waarmee de geliefde van de dichter bedoeld wordt.
§ Vergelijking
zonder als. Regel 7: de zienlijke* god,
de schone Zonne.
3. Rijm
Er is sprake van eindrijm en in de eerste twee strofes
van omarmend rijm. Het rijmschema is: ABBAABBACCDEED.
4. Traditioneel of
modern gedicht
Traditioneel gedicht: er is een duidelijke structuur en
er is eindrijm. Het eindrijm is ook volgens een vsat schema.
5. Soort gedicht
naar de inhoud
Lied.
6. Soort gedicht
naar de vorm
Sonnet.
7. Opbouw
Het heeft de opbouw van een sonnet, wat betekent dat het
eerst een octaaf heeft en daarna een sextet. Na het octaaf is er een val: in
het octaaf gaat het over Christus en in het sextet over de geliefde van de
dichter.
8. Kernregel of
kernwoord
Licht. In het octaaf gaat het over ’s werelds Licht waar
Christus mee bedoeld wordt en in het sextet over mijn Licht waar de geliefde
van de dichter mee bedoeld wordt.
9. Thema
De wereld en zijn geliefde zijn mooi geschapen door God.
10. Verband tussen
titel en thema
De titel vertelt dat Christus je de schoonheid laat zien.
4. Beoordeling
Ik vind het gedicht een vrij mooi maar ook moeilijk
gediciht. Ik weet niet precies wat er mee bedoeld wordt. Ik vind het wel mooi
dat de schrijver over de schepping schrijft. Door de vorm van een sonnet is de
val duidelijk te herkennen. De eerste twee regels vind ik extra mooi doordat ik
het beeld van de blindgeboren jongen heel goed gekozen vind.
Gedicht 4:
Roosje
In de bladen van een roosje
Vindt gij, o mijn zoete Troosje,
Kleene gift. Waar' zij zoo groot
Als de gunst, te kleen een doosje
Waar' de gansche wereldkloot.
Vindt gij, o mijn zoete Troosje,
Kleene gift. Waar' zij zoo groot
Als de gunst, te kleen een doosje
Waar' de gansche wereldkloot.
1. Titel, dichter,
bundel
a. Titel
Roosje
b. Dichter
P.C. Hooft
Met dit gedicht gaf de dichter aan zijn geliefde de
eerste kersen. De dichter beschrijft een roosje die groot genoeg is voor de
gift, de kersen, maar niet groot genoeg voor de liefde waarmee die gift is
gegeven.
3. Onderzoek
1. Stijlfiguren
§ Enjambement.
Regel 1-2, 2-3, 3-4, 4-5.
§ Alliteratie:
zij zoo
§ Tegenstelling.
Regel 3-4: zoo groot – te kleen.
§ Hyperbool.
Regel 3-5: als het even groot was als de gunst, was de hele aardbol te klein om
een doosje ervoor te zijn.
2.
Beeldspraakvormen
§ Vergelijking
met als: “Waar’ zij zoo groot Als de gunst”.
3. Rijm
Er is sprake van eindrijm met als rijmschema: AABAB.
4. Traditioneel of
modern gedicht
Traditioneel gedicht. De regels zijn van vrij gelijke
lengte en er is eindrijm.
5. Soort gedicht
naar de inhoud
Lied, gaat over de gevoelens van een persoon.
6. Soort gedicht
naar de vorm
Epigram. In het gedicht worden de gevoelens van de
dichter kort beschreven.
7. Opbouw
Het gedicht bestaat uit één strofe met regels die een
vrij gelijke lengte hebben.
8. Kernregel of
kernwoord
Roosje. De dichter beschrijft een roosje waar zijn
geliefde tussen de blaadjes een kleine gift kan vinden. Hij vertelt dat de
liefde waarmee hij die gift geeft, veel groter is dan deze gift.
9. Thema
Het gedicht gaat over de liefde van de dichter voor zijn
geliefde.
10. Verband tussen
titel en thema
De roos is een symbool voor de liefde en het gedicht gaat
over de liefde.
4. Beoordeling
Ondanks dat het een kort gedicht is, vind ik het wel een
mooi gedicht. Er is goed nagedacht over de regels en omdat er veel gebruik
gemaakt is van enjambement, moet je goed nadenken over wat er staat. Ik vind
het mooi dat de schrijver zegt dat de liefde waarmee hij de gift geeft, heel
erg groot is. Hij brengt zijn boodschap geloofwaardig over en ook kort en
krachtig. Al met al vind ik het een leuk en mooi gedichtje.
Gedicht 5:
Zang
(Klare, wat heeft 'er uw hartje verlept)
Klare, wat heeft
'er uw hartje verlept* A
Dat het verdriet uit vrolijkheid schept, A
En altijd even benepen verdort, B
Gelijk een bloempje, dat dauwetje schort*? B
Krielt het van vrijers niet om uw deur? C
Moogje* niet gaan te kust en te keur? C
En doeje niet branden, en blaken, en braên D
Al waar 't u op lust een lonkje te slaan*. D
Anders en speelt het windetje niet, E
Op elsetakken, en leuterig* riet, E
Als: lustigjes*: lustigjes. Lustigjes gaat F
Het watertje, daar 't tegen 't walletje slaat. F
Ziet d'openhartige bloemetjes staan, D
Die u tot alle blijgeestigheid raên. D
Zelf* 't zonnetje wenst' u wel beter te moe, G
En werpt u een lieffelijk ogelijn toe. G
Maar zo ze niet, door al hun vermaan, D
Steken met vreugd uw zinnetjes* aan, D
Zo zult gij maken aan 't schreien de bron* H
De bomen, de bloemen, de zuivere Zon. H
1. Titel, dichter, bundel
Dat het verdriet uit vrolijkheid schept, A
En altijd even benepen verdort, B
Gelijk een bloempje, dat dauwetje schort*? B
Krielt het van vrijers niet om uw deur? C
Moogje* niet gaan te kust en te keur? C
En doeje niet branden, en blaken, en braên D
Al waar 't u op lust een lonkje te slaan*. D
Anders en speelt het windetje niet, E
Op elsetakken, en leuterig* riet, E
Als: lustigjes*: lustigjes. Lustigjes gaat F
Het watertje, daar 't tegen 't walletje slaat. F
Ziet d'openhartige bloemetjes staan, D
Die u tot alle blijgeestigheid raên. D
Zelf* 't zonnetje wenst' u wel beter te moe, G
En werpt u een lieffelijk ogelijn toe. G
Maar zo ze niet, door al hun vermaan, D
Steken met vreugd uw zinnetjes* aan, D
Zo zult gij maken aan 't schreien de bron* H
De bomen, de bloemen, de zuivere Zon. H
1. Titel, dichter, bundel
a. Titel
Klare, wat heeft ‘er uw hartje verlept
b. Dichter
P.C. Hooft
Het gedicht gaat over Klare die verdrietig is. P.C. Hooft
vraagt waarom ze verdrietig is en noemt de redenen waarom ze niet verdrietig
hoeft te zijn. Hij sluit het gedicht af door te zeggen dat als ze verdrietig
blijft, de vreugdevolle dingen verdrietig zal maken.
3. Onderzoek
1. Stijlfiguren
§ Paradox.
Regel 2: “verdriet uit vrolijkheid”.
§ Retorische
vraag. Regel 5, 6, 7-8, 9-10.
§ Alliteratie.
Regel 6: te kust en te keur, regel 7: En doeje niet branden, en blaken, en braên, regel 8:
lust een lonkje, regel 12: Het watertje, daar 't tegen 't walletje
slaat
§ Opsomming.
Regel 7.
§ Herhaling.
Regel 11: lustigjes.
2.
Beeldspraakvormen
§ Vergelijking
met gelijk: regel 4: “Gelijk een bloempje”
§ Vergelijking
met als: strofe 3.
3. Rijm
Er is sprake van eindrijm in dit gedicht. Het rijmschema
is: AABBCCDDEEFFDDGGDDHH en het is
gepaard rijm.
4. Traditioneel of
modern gedicht
Traditioneel. Er is een duidelijke structuur qua strofes
en ook is er eindrijm volgens een vast schema.
5. Soort gedicht
naar de inhoud
Lied. Het gaat over een persoon die iets over de
gevoelens van een ander persoon zegt.
6. Soort gedicht
naar de vorm
Het gedicht valt niet onder een soort gedichten met een
bepaalde vorm.
7. Opbouw
Het gedicht bestaat uit vijf strofes met elk vier regels.
8. Kernregel of kernwoord
Klare, wat heeft
'er uw hartje verlept. Het gedicht gaat over Klare die verdrietig is en de
dichter probeert haar blij te maken.
9. Thema
Klare is verdrietig en de dichter probeert haar op te
vrolijken.
10. Verband tussen
titel en thema
De titel gaat over de dichter die aan Klare vraagt waarom
ze verdrietig is en het gedicht gaat over Klare die verdrietig is.
4. Beoordeling
Het gedicht vind ik een mooi gedicht. Ik vind het heel lief
van de dichter dat hij zegt dat ze niet verdrietig hoeft te zijn en waarom
niet. De retorische vragen geven het gedicht net dat beetje meer. Ook de opbouw
vind ik goed want er zit echt een verhaal in. Het gedicht laat me zien dat er
heel veel is om van te genieten en dat je dat dus ook moet doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten